Bij Your Coach geven wij alleen adviezen die wetenschappelijk onderbouwd zijn! Daarom gaan wij dus niet mee met hypes. Om iets wetenschappelijk te onderbouwen, kost dat namelijk jaren aan onderzoeken!!!
Pseudowetenschap versus wetenschap
Pseudowetenschap is vaak dusdanig ontworpen dat het een stuk behapbaarder en verteerbaarder is dan wetenschap. Het komt gewoon veel lekkerder binnen. Wetenschap is in de regel gortdroog, complex en lastig uit te leggen, juist omdat het zo allesomvattend en genuanceerd is. Pseudowetenschap is juist niet genuanceerd en komt vaak met platgeslagen, gewaagde claims die ons niet alleen als muziek in de oren klinken, maar ons ook nog eens inhoudelijk logisch en goed onderbouwd lijken. Wetenschap is zo veel mogelijk met ratio werken, pseudowetenschappen spelen meestal juist in op verwarring, emotie en behoefte aan begrip en controle en dat is wat het zo krachtig maakt.
1. Insuline: Insulineresistentie: Bij overgewicht, vooral wanneer er veel vetophoping rond de buik zit, kan het lichaam minder gevoelig worden voor insuline. Dit leidt tot een verhoogde insulineproductie door de alvleesklier, wat uiteindelijk kan bijdragen aan de ontwikkeling van type 2 diabetes. Hoge insulinespiegels dragen ook bij aan vetopslag en maken het moeilijker om gewicht te verliezen.
2. Leptine: Leptineresistentie: Leptine is een hormoon dat wordt geproduceerd door vetcellen en normaal gesproken het gevoel van verzadiging reguleert. Bij mensen met overgewicht is er vaak sprake van hoge leptinespiegels, maar het lichaam reageert hier minder goed op, wat resulteert in een verminderde verzadiging en overeten.
3. Cortisol: Overgewicht, vooral door stress, kan leiden tot verhoogde cortisolspiegels (het stresshormoon). Chronisch hoge cortisolwaarden dragen bij aan de opslag van buikvet en kunnen hormonale balans verder verstoren, zoals het verminderen van de gevoeligheid voor insuline.
4. Oestrogeen: Vetcellen produceren oestrogeen. Bij overgewicht is er dus vaak een overschot aan oestrogeen, wat zowel bij mannen als vrouwen hormonale problemen kan veroorzaken. Bij vrouwen kan dit leiden tot onregelmatige menstruatiecycli en problemen met de vruchtbaarheid. Bij mannen kan een hoog oestrogeenniveau bijdragen aan een verminderd testosteron en symptomen zoals borstvorming (gynaecomastie).
5. Testosteron: Verlaagd testosteron: Bij mannen met overgewicht, vooral met veel buikvet, dalen de testosteronspiegels. Dit kan leiden tot een verminderd libido, verminderde spiermassa en een toename van vetopslag.
6. Ghreline: Ghreline, ook wel het “hongerhormoon” genoemd, reguleert de eetlust. Mensen met overgewicht hebben vaak verstoorde ghrelinespiegels, wat de hongergevoelens verhoogt, zelfs na een maaltijd.
7. Schildklierhormonen: Overgewicht kan soms verband houden met een trage schildklierfunctie (hypothyreoïdie), wat leidt tot een vertraagd metabolisme en verdere gewichtstoename. De relatie is echter complex, omdat hypothyreoïdie zowel een oorzaak als een gevolg kan zijn van gewichtstoename.
Samengevat: Overgewicht kan leiden tot complexe hormonale verstoringen, die elkaar wederzijds kunnen versterken. Dit maakt het moeilijker om af te vallen en verhoogt het risico op aandoeningen zoals diabetes, hartziekten, en hormonale disbalans, wat de gezondheid op de lange termijn kan beïnvloeden.
Eten later op de avond kan echter bij sommige mensen wel leiden tot keuzes van calorierijk voedsel (snacks, fastfood), en omdat je dan minder actief bent, kan het moeilijker zijn om die calorieën te verbranden. Maar het tijdstip op zich is geen directe oorzaak van gewichtstoename.
In een tekort maar val je niet af?
1. Onderschatten wat je echt binnenkrijgt
2. Energieverbruik overschatten.
o Snelheid: een beginner kan ongeveer 0,5-1 kg per maand aankomen. Een sporter met iets meer ervaring kan ongeveer 0.25-0,5 kg per maand aankomen. En een (ver) gevorderder is dat ongeveer 0,2 kg per maand.
o Vet kan geen spier worden. Dus vet omzetten in spiermassa is niet mogelijk. Je kunt wel je vetpercentage verlagen en spiermassa opbouwen.
o Spieren wegen niet zwaarder dan vet! Een gram is een gram uiteraard, maar spierweefsel heeft wel een grotere dichtheid dan vetweefsel. De dichtheid van spiermassa bedraagt gemiddeld 1,06 gram per kubieke cm. De dichtheid van vetmassa bedraagt 0,9 g/cm3. Spieren zijn dus voor hetzelfde volume ongeveer 15% zwaarder.